Hebben we een nieuwe grondwet nodig?

Eind 2020 verscheen het boek ‘Over de grondwet gesproken’. Het is samengesteld door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen en bestrijkt de debatten van de grondwetscommissies over mogelijke grondwetswijzigingen van 1880-1980. Veel van deze debatten zijn nog steeds relevant in het huidige tijdsgewricht. Kors Visscher legde in een aantal blogposts fragmenten uit deze vergaderingen voor aan Carla van Baalen, Pieter Derks, Ruud Koole, Ariejan Korteweg en Johan Remkes. Deze vijf vooraanstaande politiek commentators reflecteerden op de fragmenten, de grondwet en de huidige politiek in het algemeen. Andere blogposts zijn geschreven door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen.

 

Debat in Nieuwspoort: Hebben we een nieuwe grondwet nodig?

Vorige week woensdag bladerde ik wat in onze bronnenpublicatie Over de grondwet gesproken, ter voorbereiding op het debat van 26 januari a.s.. Hoewel de grondwet in staatsrechtgeleerd Nederland afwisselend getypeerd wordt als een ‘rustig’ bezit, een ‘ijzeren deur’ of zelfs ‘in beton gegoten’ vanwege de zware herzieningsprocedure, was het Pim Fortuyn die in 2001 na de aanslagen op de Twin Towers voor het eerst weer eens nadrukkelijk aan die ijzeren deur rammelde. In onze vorig jaar geschreven inleiding constateerden we nog dat Fortuyn’s controversiële oproep om schending van artikel 1 (non-discriminatieartikel) niet meer strafbaar te stellen tot een bescheiden opmars van aandacht voor de grondwet leidde. Wat we toen nog niet konden vermoeden was dat de grondwet in Nederland en Amerika inmiddels bijna letterlijk in het brandpunt van de actualiteit staat. ’s Avonds keek ik met ontzetting naar bestormers van het Capitool die - opgejut door een president die de uitslag van rechtmatig verlopen verkiezingen stelselmatig weigert te erkennen - luidkeels ‘hun huis’ meenden te moeten heroveren.

 

Grondwetsgeschiedenis van gisteren en vandaag

Onze gedachte achter de vraag ‘hebben we een nieuwe grondwet nodig’ was om met een lichte provocatie op tafel te krijgen dat de grondwet voor de meeste Nederlanders vooral een ‘onbekend’ bezit is. Wie weet er bijvoorbeeld dat we bij de komende verkiezingen ook stemmen voor herziening van sommige artikelen van de grondwet? Het is maar zeer de vraag of de politieke partijen vorig jaar om deze tijd van plan waren om dit gegeven een prominente plaats in hun verkiezingscampagnes te geven. Maar inmiddels zijn we al bijna een jaar in de greep van een pandemie van ongekende omvang. Het leidde tot vele opiniestukken over ‘vrijheid van godsdienst (art. 6)’ en ‘vrijheid van onderwijs’(art. 23), altijd al een gevoelig onderwerp in de Nederlandse grondwetsgeschiedenis. Geert Wilders’ PVV speelde vorige week ongemeen giftig in op deze aloude strijd, die overigens tot de jaren 1950 nog hoofdzakelijk uitgevochten werd tussen protestanten en katholieken, zoals in ons boek valt te lezen. Zijn ‘topprioriteit’ is om artikel 23 behouden, behalve voor islamitische scholen. Hij benadrukt de ‘joods-christelijk-humanistische identiteit’ van Nederland, maar zet en passant de bijl aan de wortel van artikel 1 van de grondwet door hele groepen Nederlanders uit te sluiten.

 

Naast het coronavirus heeft ook de toeslagenaffaire de spelregels van ons staatsbestel opeens vol in de schijnwerpers geplaatst. De overheid heeft grondrechten geschonden en dat schreeuwt om het nemen van politieke verantwoordelijkheid (hetgeen inmiddels het geval is). Maar de feitenreconstructie van de parlementaire ondervragingscommissie heeft ook in één klap duidelijk gemaakt hoe ingewikkeld de ‘schuldvraag’ ligt. Niet alleen ministers en ambtenaren, maar ook de rechtspraak en zelfs het parlement hebben hierin een aandeel. Bij de zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe een dergelijke ‘systeemfout’ in de toekomst kan worden voorkomen, is niet alleen artikel 1 in het geding, maar zal ongetwijfeld ook goed moeten worden nagedacht over grondwettelijke zaken als ministeriële verantwoordelijkheid en informatieplicht aan het parlement. Het is belangrijk om deze artikelen toekomstbestendig te maken. Evenals het belangrijk is om uit te blijven leggen dat het aftreden van een kabinet verder gaat dan een symbolische stap. Bij de vraag van de media ‘wat hebben de ouders daar dan aan’ gaan mijn gedachten terug naar de reactie van een van de gedupeerden van de toeslagenaffaire die bij de talkshow Op1 dezelfde vraag kreeg voorgelegd. Deze mevrouw, die als gevolg van 10 jaar schuldenlast gescheiden was, verwoordde het treffend: ‘dan kan ik ten minste aan mijn zoon uitleggen, dat ik niet de oorzaak was van de problemen die zijn jeugd hebben getekend.’ Voor haar was het duidelijk dat ‘aftreden’ de straf is die er in Nederland staat op het maken van ernstige politieke fouten.

 

Op naar de grondwetsgeschiedenis van morgen

 Wat mij betreft, hebben we niet per se een nieuwe grondwet nodig. Maar het is inmiddels wel bittere noodzaak om de spelregels uit de grondwet en de gedachten daarachter collectief beter te leren kennen en er met elkaar over in debat te blijven. Een beetje zoals Diederik Gommers bepleitte met betrekking tot het protocol voor een mogelijk zwart scenario tijdens deze pandemie: je hoeft het niet met elkaar eens te zijn, als je er maar wel met elkaar over praat. Door discussie en goede uitleg over ‘spelregels’ die het algemeen belang moeten dienen, bouwen we vertrouwen in elkaar op. Het kennen van diverse meningen kan je collectief scherp houden voor het besef dat ‘maatwerk’ altijd mogelijk moet blijven.

 

Pas als we grondwet leren kennen, niet als in beton gegoten document, maar als document dat het kennelijk al meer dan 200 jaar waard is om telkens opnieuw fundamenteel met elkaar over te discussiëren, kunnen we beoordelen of  en welke vernieuwingen nodig zijn. Op 26 januari 2021 trappen we af in Nieuwspoort om de grondwetsgeschiedenis van 2021 te gaan maken!

 

Klik hier voor meer informatie over het debat in Nieuwspoort.

 

Auteur: Marijke van Faassen, senior-onderzoeker aan het Huygens ING

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

"Grondwetherzieningsprocedure te democratisch"

Wie mogen er meedoen met de democratie?