Het referendum: al 100 jaar een slecht idee?

Eind 2020 verscheen het boek ‘Over de grondwet gesproken’. Het is samengesteld door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen en bestrijkt de debatten van de grondwetscommissies over mogelijke grondwetswijzigingen van 1880-1980. Veel van deze debatten zijn nog steeds relevant in het huidige tijdsgewricht. Kors Visscher legde in een aantal blogposts fragmenten uit deze vergaderingen voor aan Carla van Baalen, Pieter Derks, Ruud Koole, Ariejan Korteweg en Johan Remkes. Deze vijf vooraanstaande politiek commentators reflecteerden op de fragmenten, de grondwet en de huidige politiek in het algemeen. Andere blogposts zijn geschreven door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen.

 

Deze week: Wat een liberaal van 100 jaar geleden ons kan leren over het referendum.


Een van de meest relevante discussies in de geschiedenis van de grondwet is die over referenda. Ik heb mijn gesprekspartners twee verschillende fragmenten voorgelegd, die de uiteinden van dit debat weergeven. In 1911 stelt de partijloze liberaal Drucker dat

“het referendum in theorie het zuiverste middel is om volk te raadplegen, maar in de practijk zal dat allerminst blijken vooruitgang in onze wetgeving aan te brengen; ons volk is niet zoover ontwikkeld om over vaak moeilijke wetten te oordeelen.”

Daar staat Rink van de Liberale Unie tegenover:

“Doch het grootste nadeel blijft, dat het referendum in strijd is met de democratie, die eischt, dat de volksvertegenwoordiging wordt hooggehouden.”


Deze tweedeling vond ik terug in mijn interviews. Slechts één persoon, Pieter Derks, is het eens met Rink, dat referenda in wezen niet samen gaan met parlementaire democratie. De vier andere gesprekspartners zien wel een plaats voor referenda, maar zien problemen met de implementatie. Laten we eerst kijken naar deze praktische bezwaren, en de achterliggende opvatting over de aard van democratie. Het Oekraïne-referendum is een mooi contemporain voorbeeld, waarin zowel pragmatische als ideologische afwegingen naar voren komen.

Praktische bezwaren


“Het Oekraïne-referendum is wel interessant om even op door te gaan, want daar zie je heel veel mis gaan”, aldus Ariejan Korteweg. Zijn grootste praktische bezwaar is dat het onderwerp niet deugt. “'Een criterium voor referenda moet zijn dat het een onderwerp betreft waar gewone burgers het met elkaar over kunnen hebben.” Volgens hem zijn medisch-ethische kwesties en de legalisering van softdrugs en andere D66-onderwerpen geschikt, omdat iedereen daar zelf een mening over kan vormen. Aan deze onderwerpen voegt Ruud Koole naar Deens voorbeeld soevereiniteitsoverdracht toe: houd daarover een referendum voor je macht aan Brussel overdraagt.

Het tweede probleem is wat technischer. Er is een kiesdrempel ingesteld om te voorkomen dat een te kleine minderheid via een referendum kan domineren. Bij het Oekraïne-referendum bleek dat de gekozen vorm van de kiesdrempel een onverwacht probleem heeft. Om het referendum niet geldig te laten zijn, gingen veel mensen die voor het verdrag waren, niet stemmen. Mede hierdoor was de meerderheid van de stemmers tegen, terwijl de meerderheid van het de stemgerechtigden waarschijnlijk voor was.

Om de zaken verder te compliceren, hadden sommige partijen al aangegeven dat ze de uitslag sowieso zouden volgen, ongeacht of de kiesdrempel gehaald zou worden. Dit noemt Johan Remkes onwenselijk, omdat je zo de status van het referendum aanpast, wat schuurt met de intentie van de grondwetgever. Sowieso spreekt Remkes zich sterk uit tegen raadgevende referenda in het algemeen: “ik zou het toejuichen als [het raadgevend referendum] gewoon helemaal van tafel ging”. Het volk mag zich wel uitspreken, maar de overheid mag de uitspraak vervolgens negeren. Zo houdt de overheid alle macht in handen.

Het referendum als laatste redmiddel


Met al deze nadelen lijkt het misschien onbegrijpelijk dat we een referendum hebben ingevoerd. Zowel Ruud Koole als Carla van Baalen leggen goed uit waarom een referendum toch gewenst is. Ze wijzen in dit verband ook op de nadelen van het coalitievormingsproces, waarbij politieke deals gesloten worden. Hierdoor wordt er soms in het parlement voor wetten gestemd waar niet eens de meerderheid van de Kamer echt voor is, laat staan de bevolking. Het volk een manier geven om de politiek bij te sturen, lijkt noodzakelijk.

In Nederland heeft het volk het recht gekregen om een (raadgevend) referendum te laten houden, als de politiek om welke reden dan ook een plan door wil voeren waar de meerderheid van de bevolking tegen is. Dit noemt Koole een goed aspect van het ontwerp van het referendum in Nederland. De referenda waar het recentelijk echt verkeerd ging, zijn bijvoorbeeld de Brexit (Verenigd Koninkrijk), het Grieks referendum en het referendum over het FARC-vredesakkoord in Colombia. “Dit waren allemaal referenda, top-down afgeroepen door politici”, stelt Koole, “daardoor konden zij verworden tot manipulatie-instrumenten van politieke leiders”. Volgens Koole zou een referendum hier niet voor gebruikt moeten worden: het zou een laatste redmiddel moeten zijn voor een bevolking om (bottom-up) in te grijpen als de politieke elite bij essentiële en gevoelige zaken afwijkt van wat een meerderheid van de bevolking vindt.

Kan het werken...


In 1911 stelde Drucker dat referenda in theorie de meest zuivere manier is om het volk te raadplegen, maar dat er praktische bezwaren zijn. Drucker noemt het Nederlandse volk onderontwikkeld en niet in staat om politieke beslissingen te maken. Dit bezwaar is verouderd, maar het benoemen van praktische problemen bij de uitvoering van een referendum is nog steeds gebruikelijk. In deze blog zijn drie van de belangrijkste problemen met het referendum zoals dat in Nederland bestaat, besproken. Carla van Baalen vat deze gedachtegang als volgt samen: een referendum is niet in strijd met democratie, omdat teruggaan naar het volk nooit in strijd kan zijn met democratie. “Maar, met mitsen en maren.”

... en is het wenselijk?


Aan die mitsen en maren kan misschien niet voldaan worden. Derks heeft een andere suggestie: helemaal afschaffen. Hij is dankbaar voor onze parlementaire democratie, met vertegenwoordigers, zodat we niet overal zelf een mening over hoeven te vormen. Derks zou dat “nogal vermoeiend” vinden. Daarbij pretenderen referenda dat er één volk is met één menig, terwijl men in een parlementair systeem juist altijd (na iedere verkiezing) weer terug kan komen op eerder genomen beslissingen. Voeg daarbij alle nadelen die al aan bod gekomen zijn, en Derks conclusie is: “Ik ben het roerend eens met een liberaal uit 1920. Zo ver zijn we dus niet gekomen in de afgelopen 100 jaar.”

Auteur: Kors Visscher, gastonderzoeker bij het Huygens ING

Reacties

  1. Ontzettend interessant stuk. Ik kijk uit naar het vervolg!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Interessant artikel!
    Lang leve pluralisme waarop ons parlementaire systeem op gebaseerd is! Zolang een referendum als top down instrument kan worden ingezet gewoon afschaffen!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

"Grondwetherzieningsprocedure te democratisch"

Wie mogen er meedoen met de democratie?