Wie mogen er meedoen met de democratie?
Eind 2020 verscheen het boek ‘Over de grondwet gesproken’. Het is
samengesteld door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen en bestrijkt
de debatten van de grondwetscommissies over mogelijke
grondwetswijzigingen van 1880-1980. Veel van deze debatten zijn nog
steeds relevant in het huidige tijdsgewricht. Kors Visscher legde in een
aantal blogposts fragmenten uit deze vergaderingen voor aan Carla van
Baalen, Pieter Derks, Ruud Koole, Ariejan Korteweg en Johan Remkes. Deze
vijf vooraanstaande politiek commentators reflecteerden op de
fragmenten, de grondwet en de huidige politiek in het algemeen. Andere
blogposts zijn geschreven door Karin van Leeuwen en Marijke van Faassen.
Deze week: Moet je de ondemocratische partijen verbieden om de democratie te beschermen?
In 1936 werd een grondwetsherzieningscommissie ingesteld om
een zeer specifieke vraag te beantwoorden: is het wenselijk om de grondwet aan
te passen om communisten en fascisten uit de politiek te weren?
De heer Albarda van de SDAP stelt
“dat in een democratischen staat aan de democratische en
de anti-democratische stroomingen in principe niet gelijke rechten behoeven te
worden toegekend: het democratisch beginsel verbiedt ook aan een meerderheid,
de democratische volksrechten aan te tasten.”
Daarop legt de heer De Vos van Steenwijk van de Vrijheidsbond
dat hij het standpunt van Albarda onjuist acht: Immers in
overeenstemming met de democratische gedachte moet iedere partij de gelegenheid
hebben haar beginselen tot uitdrukking te brengen, mits zij zulks maar op
wettige wijze doet.
Deze twee meningen geven de twee uiteinden van dit debat goed
weer. Moeten we de democratie beschermen tegen “anti-democratische stroomingen”,
door deze hun politieke rechten te ontzeggen? Of verliest de democratie haar
waarde als je meningen uit het publieke debat weert? Met de verkiezing van
NSB’ers tot de Eerste Kamer was deze vraag in de jaren ’30 erg urgent. Meer in
het algemeen is het één van de kernvraagstukken van de liberale democratie: hoe
tolerant moet je zijn voor intolerantie; hoeveel vrijheid moet je geven aan
mensen die vrijheid willen afnemen?
Soevereiniteit in eigen partij
“In Nederland zijn we erg terughoudend geweest ten aanzien
van regelgeving over partijen. Dat is een Antirevolutionaire traditie:
soevereiniteit in eigen kring, de staat moet zich niet met de partij bemoeien”,
stelt Ruud Koole, professor politicologie aan de Universiteit Leiden. Dit heeft
ertoe geleid dat de “oriëntatievrijheid” heel groot is: partijen worden niet
inhoudelijk beoordeeld door de overheid. Stapsgewijs is er wel enige wetgeving
gekomen over de organisatie van politieke partijen, maar op één manier
fundamenteel anders dan in omringende landen: politieke partijen staan niet in
de Grondwet. “Opa Donner” heeft dit ooit toegelicht door te stellen dat regelen
gelijk is aan inperken.
Ondemocratische partijen inperken
Het voorstel van Albarda in 1936
is om partijen die voldoen aan het “Fürher-principe” uit te sluiten van de
democratie. Dit betekent dat partijen die intern niet democratisch zijn,
bijvoorbeeld omdat ze geen leden hebben, het recht verspelen om aan de
democratische politiek mee te doen. Dit wijzen zijn Ariejan Korteweg en Ruud
Koole beiden af. Net als De Vos van Steenwijk koppelen zij het recht om deel te
nemen aan de politiek los van de organisatiestructuur van de partij.
Albarda’s voorstel is nooit
overgenomen in de wet; er is nog steeds nauwelijks regulering van de structuur
van politieke partijen. Hoewel partijen in Nederland een stichting moeten zijn,
is het geen probleem dat Wilders het enige lid is van de PVV. Koole noemt ook
nog het idee van de vrouwenpartij van Joke Kool-Smit in de jaren ’70. Deze
partij sluit duidelijk grote groepen mensen uit, in dit geval alle mannen,
waardoor het afbreuk doet aan democratische waarden als inclusiviteit en
gelijkheid. Toch zou deze partij volgens Koole niet verboden moeten zijn.
Ariejan Korteweg, politiek redacteur van de Volkskrant, stelt het als volgt:
“Ik denk niet dat partijen intern democratisch hoeven zijn om deel te nemen aan
een democratisch proces en ik denk ook dat de Nederlandse democratie ver genoeg
gevorderd is om mensen daar zelf voor te laten kiezen.”
Vrijheid van geweten
Het verbieden van partijen om hun ideologie is nog minder
aanlokkelijk. Zoals Koole het verwoordt: “Je komt op voor die grondrechten door
een grondrecht af te nemen: vrijheid van meningsuiting of organisatievrijheid,
ja, dat is een lastige.” Het is een contradictie om vrijheid of grondrechten te
beschermen door het af te nemen. De vrijheid van geweten en meningsuiting geven
mensen het recht op een mening, ook als die mening ingaat tegen bepaalde
gedeelde democratische waarden. Het is in Nederland legaal om te vinden dat
vrouwen ondergeschikt zijn aan mannen, zoals de SGP. Het is niet altijd legaal
om hiernaar te handelen, maar het hebben van een mening staat iedereen vrij.
Geen vrijheid van handelen
Is het misschien beter als de overheid helemaal geen grenzen
stelt aan politieke partijen? Organisatorische en ideologische criteria lijken
ongeschikt. Dat de overheid toch grenzen moet stellen noemt Korteweg dit een
“uitgemaakte zaak: als je als overheid vindt dat het jouw taak is om de
rechtstaat te beschermen, dan betekent dat ook dat de overheid tegen partijen
die de grondslagen van de rechtstaat aantasten zegt dat ze niet mee mogen
doen.” Wat die grondslagen zijn, is lastiger te bepalen. Korteweg hanteert een
vrij brede en diffuse definitie. Hij maakt onderscheid tussen de elementen en
fundamenten van de democratisch rechtstaat. Bijvoorbeeld: individuele
grondwetsartikelen zijn elementen, maar de grondwet zelf is een fundament.
Elementen kun je vervangen, maar de fundamenten niet. Korteweg zelf noemt het
anti-discriminatiebeginsel als voorbeeld van een fundament van de Nederlandse
rechtsstaat.
Fundamenten beschermen
Kortewegs oplossing is aanlokkelijk, maar wordt snel vaag.
Individuele grondwetsartikelen zouden vervangen kunnen worden, maar de grondwet
mag niet afgeschaft worden. Hoeveel grondwetsartikelen kun je afschaffen
voordat de grondwet de grondwet niet meer is? Eén van de mogelijke fundamenten
van de Nederlandse staat is wellicht het koningshuis, maar zou iemand
republikeinen willen verbieden? Koole komt met een strikter voorstel: alleen
partijen tegengaan die de vreedzame en democratische overdracht van de macht
willen ontbinden. Hierbij blijft het lastig om precies aan te wijzen wanneer
een voorstel te ver gaat. Stel dat 50+ alle mensen jonger dan 50 het stemrecht
zou willen ontnemen, gaat dit dan te ver? Ja, zegt Koole, want dan sluit je een
significant deel van de stemgerechtigden uit. Maar stel dat iemand voor zou
stellen om de stemgerechtigde leeftijd weer naar 21 te verhogen? Nee, een
partij die daar voor staat zou niet per se verboden moeten zijn.
Een grijs gebied
Aan het eind van het interview komt Korteweg nog terug op dit
fragment, en spreken we er nog langer over. Hij stelt vast dat hij niet een
“afdoende antwoord” weet te formuleren, maar dat het een verhelderende
discussie was. Hoewel Korteweg zelf vreest dat hij geen sluitend antwoord heeft
kunnen geven, raakt hij in de loop van het gesprek aan de oplossing die Koole
aandraagt. Er zijn meer mogelijkheden dan een partij volledige rechten geven,
of helemaal verbieden. Koole stelt voor om problematische partijen niet te
faciliteren, en dus bijvoorbeeld geen subsidie te geven, of geen zendtijd toe
te bedelen in verkiezingstijd. De vraag blijft echter: wanneer wordt een partij
precies problematisch en hoe stellen we dat vast?
Auteur: Kors Visscher, gastonderzoeker bij het Huygens ING
Auteur: Kors Visscher, gastonderzoeker bij het Huygens ING
Reacties
Een reactie posten